Moselschlösschen (Moezelkasteeltje)

Voormalige wijnbottelarij Rumpel & Cie., daarna Franz Otto Klein, dan DSG-Mitropa-wijnhandel, nu hotel Moselschlösschen.

De dynastie van de voormalige familie Rumpel behoorde tot de medeoprichters van de opkomende wijnhandel van de huidige stad Traben-Trarbach. Al uit de tijd van de 18e eeuw zijn er getuigenissen van haar omzichtige activiteit.

Uitgangspunt en kern van het kelderensemble is de zuilkelder van 1754. In functie van de monumentenzorg werd het op voorbeeldige wijze behoedzaam van de latere aanvullingen bevrijd en presenteert het zich vandaag de dag opvallend in een esthetische verlichting als een echt pronkstuk van profane wijnkelderarchitectuur. Op een vierkante grondoppervlakte staan acht ovale basaltzuilen, van wier zandsteenkapitelen zogenaamde transportbanden van gehouwen leistenen zich tot verticale zijwanden verheffen. Tussen de banden vormen korfgewelven met een vlakke boog de begane grondvloer. Uit een aan de wand aan de kant van de berg in de leisteenondergrond aangedreven waterput kan helder water geput worden.

Aan de kant van de Moezel loopt het ensemble door met een reeks van zes samenhangende kleine, met elkaar verbonden kelders, waarvan de vloeren hier en daar nog met ronde kiezelstenen van de Moezel (zogenaamde "kinderkopjes") bevloerd zijn en naar een uitgang onder het voormalige Commandantenhuis van de vroegere vesting Mont-Roýal leiden. Naast een klein reliëf van het paard in het wapen van Traben met het jaartal 1754 geraakt men door een verbindingsgang tot de kelder met kloostergewelf van 1901.

De vandaag de dag als ondergrondse parking gebruikte, symmetrisch aangelegde grote kelder heeft vier gangen in de lengte en 8 in de breedte en kreeg door zijn aan de westkant gesitueerde en met glastegels ontworpen betontank een reusachtige opslagcapaciteit die decennialang door Mitropa resp. DSG als centrale wijnkelder gebruikt werd. Naar de Moezel leidt een zogenaamde "schrootgang" om wijnvaten op transportschepen aan de oever van de Moezel te verladen.

Daartoe behoorde zeker de verwerving van het representatieve hoofdkantoor van de familie dat zijn stempel op de oeverpromenade van Traben drukt. Daaronder en zijdelings aan de kant van de berg stijgend werden daar enkele kleinere wijnkelders voor een capaciteitsuitbreiding bij verkregen, voordat men in 1754 onder een reeks ambachtelijke en economische gebouwen de prachtige zuilkelder bouwde. De lage gewelven rusten op acht ovale granietzuilen met zandsteenkapitelen, die onderling met zogenaamde "gewelfbanden" verbonden zijn. Aan één van de voorzijden bevindt zich een diepe waterput.