Wijngaard Böcking

Voormalige wijnbottelarijen Böcking en Langguth, nu wijngaard Böcking.

Omdat de wijnkelders van de Grevenburcht (gebouwd rond 1350) slechts over een capaciteit voor 50 wijnvaten beschikten, maar de inkomsten uit de nabije omgeving echter hoger waren, werd er rond 1363-1364 begonnen met de bouw van het "Magazin auf dem Schottbach", waar er reeds in 1370 wijn opgeslagen werd.

In het jaar 1631 werd de grote kelder na de dood van de laatste graaf van Sponheim opgesplitst. De opsplitsing bleef tot op heden behouden.

Johannes Hofmann, de kroniekschrijver van de "Trorbachischen Ehren-Säul" beschrijft in 1669 de beide parallel liggende tongewelven onder de ridderzaal als "verdubbelde kelder, waar de vorstelijke wijnen bewaard worden".

Tegen het begin van de 19e eeuw werd de "Rittersaal-Kellerei" (wijnkelder onder de ridderzaal) door de handelaars Louis Böcking en Franz Langguth verworven en samen gebruikt.

Carl Wilhelm Langguth runde met Jules Kayser vanaf 1860 daar 15 jaar lang een schuimwijnkelder. In het midden van de 20e eeuw verwierven de Böckings de aandelen van Langguth en breidden ze de opslagcapaciteit door de inbouw van enkele betontanks uit.

In aansluiting op de 50 meter lange schragen bevindt er zich een op een tunnel gelijkende verlenging van het gewelf met een flessenlager dat met baksteen gemetseld is.